Nieuws

Mooi doet niet meer mee

Mooi doet niet mee in de Omgevingswet

Pleidooi voor een waardevolle leefomgeving dat de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingswet verankeren wil. Dat is de boodschap van Mooiwaarts. Initiatief-nemer en Commissaris van de Koningin Leen Verbeek van Flevoland vertelt.

De gang naar de Omgevingswet lijkt een kille exercitie van juristen om de overdaad aan regels voor bouwen, milieu, natuur, water en ruimtelijke ordening te saneren en samen te voegen om tempo te maken voor bouwend Nederland. De kwaliteit van bebouwing en landschap wordt in wat ‘s lands grootste wetgevingsoperatie sinds 1813 heet schromelijk verwaarloosd, stellen de ondertekenaars van het acht pagina’s tellende pleidooi Mooiwaarts. Onder hen bevinden zich bekende namen als wethouder Adri Duivesteijn van Almere, architect en oud-rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol en gebiedsontwikkelaar Rudi Stroink. Allen vinden zij dat een wettelijke basis voor ruimtelijke kwaliteit nodig is. ‘Dit is geen aanval op de Omgevingswet,’ corrigeert Leen Verbeek. De Commissaris van de Koningin in Flevoland is voorzitter van de initiatiefgroep. ‘Deze discussie over het vak en de ontwikkeling van de ruimtelijke ordening is al langer gaande. Ik ben het eens met de denklijn van minister Schultz van Haegen dat we af moeten van ingewikkelde regelgeving.’ Maar het momentum is er, constateert Verbeek, nu de integrale wetgeving voor de leefomgeving vorm krijgt en het begrip ruimtelijke kwaliteit zijn plek daarin dreigt te missen.

Het begrip ruimtelijke kwaliteit werd circa 25 jaar geleden geïntroduceerd in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Het wordt vaak in de mond genomen, maar is geen eenvoudig en tastbaar begrip. Ook Verbeek kan het niet in een notendop omschrijven. ‘Dat is geen eerlijke vraag. Het verschilt ook per gebied. In de Amsterdamse grachtengordel is ruimtelijke kwaliteit heel iets anders dan op een bedrijventerrein met een sfeerbepalende IKEA-vestiging.’ In Mooiwaarts wordt het begrip uitgelegd als waardetoekenning aan gebouwen en woonbuurten en het beleven van de eigen omgeving door bewoners, denk aan geborgenheid. Die pijler van ruimtelijke kwaliteit is niet terug te vinden in de nieuwe Omgevingswet.

‘Wat de opstellers met de Omgevingswet beogen, namelijk een “gezonde en veilige leefomgeving”, is onvoldoende. De belevingswaarde ontbreekt. Wij willen een wet die garandeert dat ruimtelijke kwaliteit expliciet aan de orde wordt gesteld bij besluitvorming over programma’s, projectbesluiten en omgevingsvergunningen. Namelijk dat betrokkenen op lokaal niveau met de overheid afspreken hoe er in het gebied met ruimtelijke kwaliteit wordt omgegaan. Het is niet zo dat we de vrijheid van gemeenten willen inperken. Wat we bepleiten is dat er op ruimtelijke kwaliteit wordt getoetst, ook al is het eindresultaat dat welstand in een gebied niet van toepassing is. Maar die afweging is dan wel gemaakt. Wat ook de rechter als belangrijk zal beoordelen, mochten er later geschillen zijn.’

Van evident belang is, stelt Verbeek, dat professionele advisering gewaarborgd is. ‘Er zijn te veel zelfbenoemde experts die zomaar een uitspraak over ruimtelijke kwaliteit menen te kunnen doen. Ze hebben nauwelijks kennis en ervaring met het onderwerp. Vaak doet een ambtenaar het erbij, op basis van gezond verstand. Dat vinden wij onwenselijk, want het werkt willekeur in de hand.’ Het pleidooi wordt medio december aan minister Schultz van IenM aangeboden.

Auteur Pieter van den Brand
Gepubliceerd in SC 4-12-2012