Interview

Anna Vos

Concepts for urban change

Totale vrijheid gedijt niet
De samenleving heeft behoefte aan meer vrijheid. Maar met die constatering zijn we er niet. Waarin willen mensen vrijgelaten worden, en waartegen willen ze beschermd worden? Wat verwachten mensen aan ruimtelijke basisvoorzieningen? Aan vrijheid zit altijd een andere kant. Dat is waar de discussie over moet gaan. Deze vragen liggen op het snijvlak van architectuur, stedenbouw en landschap.

Stedenbouw en landschap leggen de structuur vast, architectuur geeft uitdrukking aan die structuur. De mate van vrijheid moet kloppen met de gekozen structuur: in het Homeruskwartier in Almere bijvoorbeeld vormen de woningen op de vrije kavels volgens Vos niet voldoende wand om de (strenge) stedenbouwkundige structuur te steunen. In het zojuist gepresenteerde plan Oosterwold in Almere, waar de bewoners de ultieme vrijheid krijgen om niet alleen hun eigen kavel te ontwikkelen, maar ook de voorzieningen als energie, riolering, afvalverwerking, watervoorziening, de wegen en een deel van het groen, staat de stedenbouw zelf ter discussie. Daarmee laat de overheid zijn rol los, nog zonder dat er een andere rolverdeling duidelijk is.

Totale vrijheid gedijt niet, zegt Vos. Honderd keer een vrije kavel is niet meer dan honderd keer een vrije kavel, het is geen stad of geen landschap. Bij het vormen van stad of landschap is absoluut een rol voor de overheid weggelegd. De overheid moet een ambitie neerzetten waarin vrijheid een kans heeft. Een particuliere investeerder heeft behoefte aan ambitie want dat betekent meerwaarde.

De vanzelfsprekendheid van de plek
Kwaliteitsbeleid zou gericht moeten zijn op de logica van de plek. De rol van welstand – of het vervolg daarop –  zou moeten zijn om de vanzelfsprekendheid van de plek te benoemen en de architectuur daarin te plaatsen. Het is een vraag aan de ontwerper om zich te verantwoorden over wat hij met de plek heeft gedaan, om een argumentatie uit te lokken en om na te gaan of ‘het plaatje’ consistent is bij het verhaal.

Ruimtelijke kwaliteit is het kunnen beargumenteren, het zien van de context, het nemen van verantwoordelijkheid op een iets grotere schaal dan het eigen project; eigenlijk zijn dit de typiche eigenschappen van een culturele opgave. Ook initiatiefnemers, bouwers die geen cultureel oogmerk hebben, zien in dat ruimtelijke kwaliteit meer is dan honderd keer vrijheid.

Argumentatie is de kracht van stedenbouw en welstand
Stedenbouw en welstand kennen geen normstelling en zijn daarom omstreden. Ambtenaren zijn gespitst op – of zo men wil gevangen in – de normen, ze blijven controleren. Geen wonder dat juristen zich afvragen of echt elke dakkapel op consequenties voor de leefomgeving beoordeeld moet worden. De discussie gaat niet over wat goed is voor de stad of het landschap, maar over de vraag hoe de regels in elkaar zitten.

Stedenbouw en welstand kennen geen normstelling, maar het gegeven dat gezocht moet worden naar de argumentatie, zou evengoed de kracht van deze beoordeling kunnen zijn. Het is geen automatisme, het gaat niet om het scoren van punten maar om een kwalitatieve afweging. Dit gaat dus voorbij het sectorale belang. Het gaat om een brede maatschappelijke invalshoek. Het gaat altijd over interpretaties. Over het doordenken van principes en ambities voor een concrete opgave, een concrete locatie.

De ‘laag’ waarin de ambitie wordt neergezet is cruciaal
Er is veel vrijheid mogelijk mits er een laag is waarin de overheid of de markt een ambitie neerzet met betrekking tot de context en laat zien wat men daarin investeert.
Vos adviseert overheden hun rol te pakken: stedenbouw en landschap zit ‘m niet in toetsen. Denk na over de materie waarmee je een (stuk) stad of landschap maakt. Probleem van de woningbouw: het gaat om het wegzetten van aantallen woningen, er is te weinig ander programma, tenzij onze manier van leven verandert en gemengd gebruik doorgang krijgt.

Visie: biedt de kans om breed te kijken. In de visie zou een contextbeschrijving opgenomen moeten zijn, als basis voor projectbesluiten. Vos pleit ervoor om het woord ‘kwaliteitsplan’ op te rekken naar ‘gebiedsprofielen’ of ‘hoedanigheidsplannen’, waarin de principes van bijvoorbeeld dichtheid, openbaarheid, gebruik en menging worden aangegeven, en duidelijk wordt gemaakt wat het type vrijheid is m.b.t. aanzien, gebruik en indeling. Het gaat steeds om de vraag: hoe speelt het leven zich af in dit gebied.

Integraal
Integraliteit is geen optelsom van verschillende disciplines, want vaak heeft ieder vanuit zijn eigen vakdiscipline gelijk. Integraliteit ligt verscholen in een intelligent gesprek over het grotere geheel. Een moment van reflectie.

Door andere maatschappelijke doelstellingen ’tot je vriend’ te maken, kan de overheid zorgen dat ruimtelijke kwaliteit een gespreksonderwerp is. De overheid kan bijvoorbeeld het stimuleren van verticaal groen of van zonne-energie als ambitie benoemen, en aangeven daar zelf in te willen investeren en andere uitnodigen dat ook te doen. Dit lokt ‘architectonische energie’ uit.

Het gesprek verankeren
De Omgevingswet biedt een kans om dit integrale denken in de organisatie en in het planvormingsproces te verankeren: door middel van een gesprek met groep mensen, een onafhankelijk team, dat die afweging kan maken. Mensen die durven doorvragen in een gesprek, over de opgave, de vanzelfsprekendheid van het plan en de argumentatie daarachter (schone taak voor de Federatie, het opleiden van dergelijke mensen).

Het team kan bij grote project worden ingesteld en betaald door initiatiefnemer. De overheid zou voor alle incidentele projecten een eigen team kunnen inrichten. Het overheidsteam heeft dan meteen ook een overkoepelende functie en houdt contact met alle andere teams. Waar het om gaat is dat zo’n gesprek plaatsvindt, altijd en bij elke grotere opgave.

 

december 2014